Remco Breuker over Noord-Korea: ‘Eigenlijk zijn we al te laat’

Universiteit Leiden
Tekst: Julia Nolet

Foto: The North Korean Flag, Gilad Rom.

Foto: The North Korean Flag, Gilad Rom.

Sinds bekend werd dat de Noord-Koreaanse president Kim Jong-un klaar is voor de lancering van een intercontinentale kernraket, neemt de angst voor een kernoorlog met de dag toe. Hoogleraar en Noord-Koreaspecialist Remco Breuker vertelt over de toegenomen internationale spanningen en de gevolgen hiervan voor zijn werk.

Als je de media volgt, lijkt het alsof een kernoorlog tussen de Verenigde Staten en Noord-Korea heel dichtbij is. In hoeverre is dit waar?
Remco Breuker: ‘In grote mate, het gaat niet goed. Ik weet zeker dat er momenteel mensen in Noord-Korea en de VS de hele tijd bezig zijn met kansberekening: ‘Wat is de kans dat de VS ons binnenvalt?’, ‘Wat is de kans dat Noord-Korea echt een aanval doet en wat doen we dan?’ We zijn weer helemaal terug bij de Koude Oorlog.’

Blijft het bij bluf, of vermoed je dat de wapens ook echt gebruikt zullen worden?
‘De kans is groot dat de meeste betrokkenen geen oorlog willen. Maar als Noord-Korea denkt dat Amerika van plan is een preventieve inval te doen zoals ze eerder deden in Irak, dan is het zeker denkbaar dat Noord-Korea de Amerikaanse bases in Oost-Azië zal aanvallen. Als de VS besluit terug te slaan, weten ze dat de Noord-Koreaanse kernraketten ze een paar steden zal kosten. Alleen als de VS om deze reden afziet van een tegenaanval, zal Noord-Korea overleven.’

“Als academicus vind ik het mijn plicht het debat over deze schrijnende zaken te openen”

Hoogleraar Remco Breuker

Waarom riskeert Noord-Korea zo’n gevaarlijke situatie?
‘Dat is de vraag inderdaad, hier zijn de meningen over verdeeld. Ik denk dat Noord-Korea de wapens wil gebruiken om Amerika onder druk te zetten. In de Noord-Koreaanse propaganda gaat het al zo’n veertig jaar over de ‘eindoverwinning’, waarmee de hereniging van Noord- en Zuid-Korea wordt bedoeld. Ik vermoed dat we deze propaganda letterlijk kunnen nemen. De wapens zijn voor Noord-Korea een drukmiddel om de 30.000 Amerikaanse soldaten uit Zuid-Korea te jagen en zo de vrije hand te krijgen in de hereniging van Zuid- en Noord-Korea.’

Kunnen we nog íets doen om oorlog te voorkomen?
‘We zijn eigenlijk al te laat om het te voorkomen. Inmiddels heeft Noord-Korea een volledig ontwikkeld kernprogramma en is een preventieve aanval geen oplossing meer. We kunnen alleen nog aanvallen als Noord-Korea op het punt staan de wapens te gebruiken, maar de kans is groot dat dit op bloedvergieten uitloopt.’

Dat is wel een heel deprimerend beeld.
‘Het is een serieuze situatie. Ik geloof wel dat er oplossingen zijn, maar die kosten tijd en geld.’

Wat zijn die oplossingen?
‘Je moet dit van onderaf oplossen. Geef de Noord-Koreaanse bevolking de middelen om zelf een eind te maken aan het regime. De grootste schade die Noord-Korea aanricht is naar haar eigen inwoners. Het land kent vreselijke honger en concentratiekampen. Laat mensenrechtenorganisaties de Noord-Koreanen informeren over hoe de elite in weelde leeft terwijl hun eigen kinderen honger lijden. Geef de duizenden Noord-Koreanen die elke dag de grens oversteken naar China om goederen naar binnen te smokkelen microkredieten om ze controle te geven over hun eigen leven. Alleen zo creëer je een blijvende oplossing.’

Is de bevolking daarvoor niet al teveel gehersenspoeld?
‘Ze zijn gehersenspoeld, zeker, maar het is een grote misvatting ze weg te zetten als eendimensionaal. Het zijn simpelweg bange mensen, zoals iedereen die in een strikt dictatoriaal regime woont met concentratiekampbeleid. De gemiddelde Noord-Koreaan is niet dom, maar heeft alleen geen toegang tot alle informatie. Juist daarom is het zo belangrijk de bevolking te informeren.’

Je bent vaak in de media over dit onderwerp. Is het een lastig onderwerp om over te vertellen?
‘Enorm, aangezien er zoveel vooroordelen zijn over het land. Ik word tegenwoordig steevast geïntroduceerd als onheilsprofeet, mijn image ligt al vast. Terwijl mensen het onderwerp gewoon heel lang niet serieus hebben genomen. Ik vertel gewoon wat er aan de hand is, het gaat al jaren niet goed.’

Wat is de reactie die je krijgt op mediaoptredens?
‘Die is fel. Ik krijg dagelijks een hoop over me heen via e-mail en op Twitter. Van collega’s die me verwijten dat ik te somber over de situatie ben, of mensen die me verwijten dat ik voor de CIA of de Zuid-Koreaanse inlichtingendienst werk. Je ziet dat er vaak politiek wordt gereageerd en dat vind ik pijnlijk. Ik heb niets tegen een goed debat, dat hoort bij de wetenschap. Maar dreigende berichten ontvangen van mensen die me de strafkampen in wensen, is heftig. Tegenwoordig zet ik ’s avonds mijn mobiel uit, om het allemaal even te kunnen verstommen.’

Heb je daardoor ooit gedacht: ik stop met mediaoptredens?
‘Nee. Er zijn twee redenen waarom ik het nog steeds doe. Ten eerste is het een belangrijk probleem dat ons allemaal aangaat en ik vind het mijn plicht als academicus om het duiding te geven. Ten tweede zitten de concentratiekampen in Noord-Korea vol. Het dodental onder de bevolking ligt inmiddels in de miljoenen. Daar móet je aandacht voor vragen en er is simpelweg geen betere manier dan via de media. Als ik één keer bij Pauw ben geweest, heb ik de volgende dag twee parlementsleden aan de telefoon. Daar kan geen wetenschappelijk artikel tegenop.’

Hoe zorg je dat je boodschap goed overkomt in de media?
‘Je moet niet bang zijn om dingen te zeggen. Ik heb gemerkt dat de media niet zitten te wachten op een te genuanceerd verhaal.’

Hoe zorg je er dan toch voor dat je de nuance bewaart?
‘Het grappige is dat dit eigenlijk vanzelf gaat. Hoe vaker je in de media komt, hoe meer kans je krijgt om langer je verhaal te doen. En sta open voor debat: als je aan tafel bij een tv-programma niet in gelegenheid bent om de nuance aan te brengen, dan doen anderen dat wel voor je. Maar als academicus vind ik het mijn plicht om in ieder geval het debat over deze schrijnende zaken te openen.’

Previous
Previous

Film: Wat wil jij weten? | Universiteit Utrecht

Next
Next

Beugels en de baard in de keel | Volkskrant